dinsdag 18 oktober 2011

Sporten

Sporten is, om het maar eens populair uit te drukken 'niet mijn ding'. Ik heb nooit veel plezier beleefd aan het kris-kras over een veldje of door een zaaltje hollen met een groep fanatiekelingen die allemaal hun uiterste best doen om een bal te pakken te krijgen om die vervolgens onmiddelijk weer ergens in te gooien, slaan of schoppen. Toen ik een jaar of 15 was deed ik een blauwe maandag aan basketbal, maar dat was eerlijk gezegd vooral een alibi om zo dicht mogelijk in de buurt te zijn van een door mij zeer begeerde jongeman. Toen ik hem eenmaal de mijne mocht noemen, verloor het spelletje snel zijn glans en was ik hooguit nog te vinden op de tribune, of beter nog, in de kantine. Ik denk dat het zeer laaggeplaatste Zeeuwse meisjesteam waarin ik korte tijd speelde zelden een teamgenoot had meegemaakt met zo'n flagrant gebrek aan spelinzicht. Ik had om te beginnen al het grootste deel van de eerste helft nodig om uit te vinden welke kant we op speelden. En als er dan al eens een zeldzaam moment was dat ik in het veld mocht staan (meestal in de laatste paar minuten van een wedstrijd waar we zó dik voor stonden dat zelfs ik de zege niet meer uit handen zou kunnen geven) was ik rustig in staat om de bal linea recta naar de dichtstbijzijnde tegenstander te spelen. Slechts één keer gooide ik in de laatste minuut de bal in de basket; een fantastische driepunter waar ze nog lang over zouden napraten. Dat bleek inderdaad het geval, maar dat was omdat het netje waarin ik de bal zojuist had geworpen helaas van de tegenstander bleek te zijn. Kortom: teamsport en ik zijn geen goede combinatie.

Solosporten gingen me van jongs af aan wat beter af. Ik was dol alles wat met water te maken had; zeilen, windsurfen en zwemmen. Ik woonde vlak bij het strand en ging graag in zee zwemmen als het toeristenseizoen voorbij was en het water nog lekker van temperatuur. Ik haalde alle diploma's die er bij de reddingsbrigade te halen waren en gaf samen met mijn zusje les in kunstzwemmen aan kleine kinderen. Toen ik op kamers ging bleken er in de stad waar ik ging studeren helaas wachtlijsten te zijn voor de zwemclubs, en natuurwater was niet voorhanden. Aangezien mijn dagen snel gevuld waren met allerlei ander interessante bezigheden (Lees bierdrinken, dansen en studeren, ongeveer in die volgorde) stond sporten al snel niet meer op mijn to-do-list.

Behalve op watersporten ben ik altijd dol geweest op dansen. Naast het door mij zeer verfoeide stijldansen (dat volgens mijn ouders bij mijn opvoeding hoorde, maar waar ik gelukkig mee mocht stoppen zodra ik het felbegeerde Stijldansdiploma had gehaald, ten bewijze dat ik zowel de cha-cha-cha als de wals beheerste) deed ik jarenlang aan klassiek ballet en "jazz". Ik had een goed ritmegevoel en pikte moeilijke combinaties snel op. Daar stond tegenover dat ik alles behalve lenig en soepel was en dat ik ondanks jaren van oefening een stijve hark bleef als het aankwam op het maken van een split of het hoog opstrekken van de benen. Nadat we een aantal maanden hadden getraind om de onvermijdelijke spagaat onder de knie te krijgen, moest ik gedesillusioneerd constateren dat ik van de vijfentwintig meisjes de enige was die met haar kruis zo'n 50 centimeter boven de vloer bleef steken. De schaamte en frustratie ontnamen mij alle plezier in het dansen en ik ben ermee gestopt toen ik volgroeid was en moest toegeven dat ik nooit leniger zou worden dan dit. Het enige dansen dat ik daarna nog veelvuldig heb beoefend vond plaats in disco's en clubs en had met sporten en gezondheid weinig van doen.

In mijn studietijd deed ik dus niets meer aan sport, tenzij het hebben van een abonnement op een fitnessclub als sport geldt. In de jaren negentig was het heel hip om aan fitness te doen; de sportscholen schoten als paddenstoelen uit de grond en binnen de kortste keren zat er op elke straathoek wel één. Dus de smoes dat het "allemaal zo ver weg was" ging niet langer op. Altijd was er wel weer een fanatieke vriendin die mij verleidde tot de aanschaf van een abonnement of "knipkaart" voor een half jaar ("Ach, je kunt het toch een half jaartje proberen? Als je er het niks vindt dan stop je er na een half jaar gewoon weer mee!'). Natuurlijk was ik dan altijd te laat met opzeggen met als gevolg dat het enige dat werd opgerekt en waar het pijn deed, mijn portemonnee was. Ik hád er gewoon niks mee, de aerobicslessen, de strakke glimmende pakjes, de apparaten, het omkleden in benauwde ruimtes zonder enige vorm van privacy. Op een goed moment besloot ik dat dat ook eigenlijk helemaal niet hóefde. Dan maar niet hip.

Van Utrecht verhuisde ik in de jaren negentig naar Den Haag. Mijn broer en toenmalige schoonzus woonden daar ook en laatstgenoemde nodigde mij op een goede dag uit om eens mee te gaan met haar hardloopclubje. En groepje begin veertigers dat een paar keer per week richting strand en duinen trok om een kilometer of tien te gaan rennen. Aangezien ik tien jaar jonger was dan de rest leek het mij geen enkel probleem om zonder enige vorm van training in te tekenen op een overzichtelijk trainingsrondje van zeven kilometer. Terwijl de dames gezellig keuvelend de sokken erin zetten, ging mijn aanvankelijke joggen al gauw over in sjokken en toen ik amechtig hijgend de eerste duintop over was waren de dames al in geen velden of wegen meer te bekennen.

Ondanks deze slechte start was dit mijn eerste kennismaking met iets dat ik inmiddels, twintig jaar verder, voorzichtig als "hobby" zou willen betitelen. Hoewel ik het bij tijd en wijle verfoei, is dit toch de sport waar ik tot nu toe het meeste plezier aan heb beleefd.
Om te beginnen is hardlopen eenvoudig, iedereen kan het -zelfs ik- en je hebt geen trainer nodig om het je te leren.
Je hoeft er weinig of niets voor aan te schaffen, al is een paar fijne hardloopschoenen natuurlijk geen overbodige luxe.
je kunt het helemaal alleen doen op elk tijdstip dat je zelf uitkomt, al kun je het indien gewenst natuurlijk ook met meer mensen of in groepsverband doen.
Je hoeft er niet voor naar een speciale plek of gebouw, je kunt ermee beginnen zodra je de voordeur uit bent.
En last but not least; je kunt er in korte tijd een relatief snelle sportieve ontwikkeling in doormaken.
Daarmee is hardlopen voor mij de goedkoopste, eenvoudigste en meest efficiënte sport die ik kan bedenken. Mijn hardloopcarrière kent weinig hoogtepunten, veel dieptepunten en veel periodes waarin er helemaal geen sprake meer was van enige carrière maar eerder van stagnatie van kortere of langere duur.
Toch kom ik steeds weer terug bij deze sport. Hardlopen is voor mij als een knipperlichtrelatie. Ondanks ruzies, kwetsuren en problemen, besef ik steeds opnieuw dat hij mijn enige echte grote liefde is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten