maandag 10 oktober 2011

Moeilijke momenten 1: petitfours

Begin van de werkweek en er staan bij de wekelijkse vergadering petitfourtjes op tafel.
Sterker nog, ik heb ze zelf neergezet, want ze waren over van het feestje dat we kort geleden vierden en ze brandden mijn bureaulade uit!
Vier doosjes met elk zes verleidelijke, kleurige eet-kunstwerkjes, roze, oranje, bruin en wit. Ik zet ze met gemengde gevoelens op de vergadertafel, want hoe ga ik zelf met deze verleiding om?
Nu heb je drie soorten mensen. Je hebt de mensen die helemaal geen petitfourtje nemen - ze houden niet van zoet, of niet van marsepein, of niet van kleurstof, of ze willen wel maar houden zich in, of ze zijn eeuwig op dieet. De saaie mensen zeg maar.
Dan heb je de categorie mensen die één petitfourtje neemt. Over het algemeen zijn dit - gek genoeg - de slanke mensen, en nog specifieker, de slanke vrouwen. Slanke vrouwen genieten gewoon van een petitfourtje, terwijl de mannen ze over het algemeen links laten liggen. Dit zijn natuurlijk de verstandige mensen.
Dan is er nog een derde categorie en dat zijn de echte snoepers. De categorie echte snoepers is erop uit om in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk van het begeerde lekkers naar binnen te werken. Ik behoor, tot mijn niet geringe schaamte, al jaren tot deze categorie, en dat vergt slimme tactieken en handige manoeuvres. Bij het Petitfourtjes-dilemma gaat dat als volgt.
Om te beginnen straal ik niet uit dat ik werkelijk speekseldruppend dol ben op petitfourtjes. Integendeel, ik ben er helemáál niet zo gek op - maar niettemin broed ik al tijdens de vergadering op slinkse plannen hoe ik zoveel mogelijk van het verleidelijk gekleurde goedje kan verorberen. Voor wie het ook wil leren een kleine cursus.

Tijdens de vergadering neem je, net als de anderen, eerst gewoon één petitfourtje. Dan, in de loop van de vergadering, als blijkt dat er nog zeker vijftien over zijn, wacht je op een moment waarop je voor de tweede keer kunt toeslaan. Wacht tot er flink wordt gelachen of gediscussieerd, en steek dan gauw nog een petitfourtje in je mond. Wel het papiertje wegmoffelen, of het zó over de tafel manoeuvreren dat het net lijkt alsof je buurvrouw hem heeft opgegeten.
Mocht iemand je betrappen, zet dan de ‘ik vind het zo zonde om ze te laten staan’-blik op, alsof je je óók maar opoffert (voor het meest overtuigende resultaat even oefenen voor de spiegel). Erbij mompelen ‘tja ze staan er toch’ helpt ook. Aan het eind van de vergadering, als iedereen is opgestaan en nog wat napraat, offer je je op om de tafel af te ruimen. Breng de overgebleven petitfourtjes naar de keuken en maak van de gelegenheid gebruik om er gauw nog één in je mond te steken.
Een uurtje later bied je je collega aan om koffie halen. Natuurlijk heeft niemand het initiatief genomen om het lekkers op te ruimen, en de petitfourtjes staan nog steeds in de keuken. Neem er nog één en om deze actie nog een schijn van sociale interventie mee te geven neem je er ook een voor je collega mee, onder het motto ‘ze stonden daar maar uit te drogen’.
En dan, ruim na lunchtijd, als je naar het toilet gaat om een uur of vier, staan er nog steeds een paar, eenzaam in een halfleeg doosje. Pik er gauw twee mee, let wel goed op dat niemand het ziet. De eerste prop je meteen in je mond, en terwijl je al kauwend langs je collega’s loopt zorg je dat je het allerlaatste petitfourtje zorgvuldig in je andere hand houdt. Mocht iemand je betrappen, dan mompel je dat je de verleiding ‘echt niet kon weerstaan, ik ben zó dol op petitfourtjes’.

Wat in mijn geval trouwens maar een halve waarheid is. Want hoewel ik inderdaad dól ben op petitfourtjes, ben ik net zo dol op bonbons of bitterballen en had ik de verleiding net zo min  kunnen weerstaan als het dropjes waren geweest, of speculaasjes, of donuts, of desnoods blokjes kaas.
En dan werk ik dus op zo’n werkdag min of meer bewust zes handjes drop, bitterballen of petitfourtjes weg. Ja, ik weet wel waar die twintig kilo overgewicht vandaan komt!

Dit alles overdenkend besluit ik tijdens de vergadering, met dank aan Mieke Koster, schrijfster van "Het geheim van slanke mensen", om nu eens zelf de regie in handen te nemen en zelf de baas te zijn over een doos petitfourtjes in plaats van andersom.
Ik kijk naar mijn dunne collega’s en zie hoe zij allemaal gewoon één petitfourtje eten, en ervan genieten. Ik vraag mezelf af waarom zij dat wel zouden kunnen en ik niet? Ik doe toch niet voor hen onder?
Helemaal aan het eind van de vergadering neem ik dus toch, welbewust, een -één!- petitfourtje. Ik proef elk hapje echt, en ben verbaasd over de goddelijk smaak! Heerlijke zoete marsepein, zachte romige vulling, en als verrassing zit in het hart van het petitfourtje een luchtig bitterkoekje verstopt.


Van dit ene petitfourtje heb ik voor het eerst sinds tijden welbewust genoten, en de rest van de dag heb ik er niet meer naar getaald. Ik was zelfs helemaal vergeten dat die dingen nog op tafel stonden. Mijn eerste overwinning op mezelf!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten