zaterdag 22 oktober 2011

Dominica en de Zeven Draakjes

Ter introductie van de opdrachten van week 4 leest Mieke een verhaaltje voor. "Er was eens...", over een prinses die draken moet verslaan om bij haar doel te komen. Ik merk dat ik dat een beetje kinderachtig vind en ik hoor het verhaaltje dan ook met enige scepsis aan. De prinses die Maxi heet, de draken die ze moet verslaan, die ook nog eens hele flauwe geallitereerde namen hebben; het irriteert me eerder dan dat het me uitdaagt.

Maar goed, ik ben de flauwste niet, en wie A zegt moet ook B zeggen. Ik besluit Mieke het voordeel van de twijfel te geven en ga op zoek naar "mijn eigen draken". Ik begin te graven in mijn diepere ik, en kom er gaandeweg achter dat ik het eigenlijk een heel moeilijke opdracht vind. Het is confronterend om zo in je binnenste te wroeten, op zoek naar je slechte eigenschappen en je valkuilen en die vervolgens expliciet te benoemen. Maar ik krijg er ook plezier in om nu eens echt goed te doorzien waar het misgaat, en waarom. Wat zeggen die draken die ik op mijn pad tref dan tegen mij? Want als ik goed doordrongen ben van wat ze zeggen en een goed weerwoord heb, dan kan ik ze misschien ook wel verslaan.

Ik probeer me situaties voor de geest te halen waarin het helemaal mis ging en probeer na te gaan hoe zo'n situatie verloopt. Zo vind ik het bijvoorbeeld erg moeilijk om van lekkere dingen met mate te eten of drinken. Zodra de fles wijn eenmaal open is, of de chocolaatjes op tafel staan, gaat de rem eraf. En ja hoor, daar komt de eerste draak al aangewandeld, doodgemoedereerd.  "Neem er nog maar één hoor", zegt Guus Gulzig."Lekker toch? Het staat ervoor hoor, tast toe. En waarom maar eentje? Er is genoeg!"

Guus Gulzig

  
Als ik iets heb opgeschept of van een schaal gepakt, dan móet ik het opeten, zelfs als ik het niet lekker vind, of als ik al vol zit. Ja hoor, daar hebben we draak nummer twee. "Wat je hebt genomen dat moet je opeten. Eten zomaar laten staan, dat is zonde" zegt Zita Zonde met een bestraffende blik. En eten weggooien, dat is helemaal uit den boze voor Zita. "Eet toch op joh, zonde om weg te gooien", zegt ze dan.

Zita Zonde 


Zita Zonde bemoeit zich er ook altijd mee als iemand iets speciaal voor mij heeft gemaakt. Ik vind het heel moeilijk om zoiets af te slaan. Oma die speciaal voor ons kroketten heeft gehaald, de kinderen die cupcakes hebben gebakken, mijn vriendin die een heel speciaal toetje voor me heeft gemaakt. "Dat kun je toch niet weigeren? Dat kun je echt niet maken hoor", zegt Zita Zonde dan.

"En ach, het is maar één keer kerst, of sinterklaas, of oud & nieuw" voegt Fientje Feestneus er fijntjes aan toe. Eén keer in het jaar mag je best losgaan hoor!". Dezelfde Fientje Feestneus die propageert dat je ten volle moet genieten als je uit eten gaat of op een verjaardag bent.

Fientje Feestneus

Fientje Feestneus is trouwens ook dikke drakenvriendjes met Myra Morgen-Weer. Als ik na de woorden van Fientje nog zou twijfelen, dan lispelt Myra me wel toe "Schat, nú is het tijd om te genieten, opletten daar begin je morgen maar weer mee".

Myra Morgen-Weer


En dan hebben we Daisy Destructief nog. Op het moment dat ik zes glazen wijn heb gedronken weet ik niet meer wat ik aan het doen ben en kan het me echt he-le-maal niets meer schelen ook. Daisy Destructief springt daar handig op in en moedigt me aan om de snoeppot van de kinderen leeg te eten, een heel pak crackertjes met Franse kaas soldaat te maken of midden in de nacht een bord eten op te warmen. Daisy komt gelukkig niet zo vaak langs, maar als ze langskomt doet ze haar best om al mijn goede voornemens te laten verdampen als sneeuw voor de zon.

Daisy Destructief


Zoe Zielig is mijn grote steun en toeverlaat als ik uitgeput ben, of gestresst of gewoon moe. "Je hebt ook zó hard gewerkt", zegt Zoe dan. "En de kinderen waren ook weer zó vervelend vandaag. En je staat er ook helemaal alleen voor, alles komt altijd op jou neer. Toe maar, neem maar lekker een wijntje en een paar toastjes met brie, dat helpt. Echt, je hebt het verdiend hoor, want je bent wel een beetje zielig vandaag!"

Zoe Zielig


Op zondag of in de vakantie komt Zoe's kleine broertje Victor Verveel nog wel eens langs. Omdat ik altijd bezig ben, type druk-druk-druk, verveel ik me bijna nooit. Maar als ik dan ineens even tijd over heb, kan de verveling zomaar toeslaan. Getver, nergens zin in. En nu? "Neem maar iets lekkers voor de afleiding", adviseert Victor me, en dat advies sla ik natuurlijk niet in de wind. 

Victor Verveel











Dat zijn dus maar liefst zeven draken die ik met enige regelmaat op mijn pad tref, al wandelend door het sprookjesbos van het leven. Met een glimlach bedenk ik dat ik nu dus precies datgene heb gedaan dat me eerder vandaag nog belachelijk in de oren klonk. Ik heb me urenlang vermaakt met niet bestaande sprookjesfiguren, ik heb ze namen gegeven en zelfs koddige plaatjes van ze gezocht.
Ondanks mijn aanvankelijke weerzin moet ik toegeven dat Mieke het heel slim heeft bedacht. Juist door de metafoor van de draak, door de kinderachtige namen en de onschuldige afbeeldingen kom je heel dichtbij je slechte eigenschappen. Zo dichtbij dat je niet langer om ze heen kunt. En door mijn slechte eigenschappen consequent "draken" te noemen, is er net genoeg afstand van mezelf en gaat het steeds over mijn eigenschappen en niet over mijn persoon.

Behalve op mijn weblog ben ik vandaag trouwens geen draken tegengekomen. Maar ik weet zeker dat een ontmoeting met één van de zeven in het verschiet ligt. En ik weet nu ook zeker dat ik ze, als ik ze binnenkort op mijn pad tref, zal herkennen. Ik weet hoe ze eruit zien, hoe ze heten en wat ze tegen me zullen zeggen. Die wetenschap maakt het een stuk gemakkelijker om ze aan te spreken en misschien zelfs wel weg te sturen!
Wat een geruststellende gedachte...

dinsdag 18 oktober 2011

Sporten

Sporten is, om het maar eens populair uit te drukken 'niet mijn ding'. Ik heb nooit veel plezier beleefd aan het kris-kras over een veldje of door een zaaltje hollen met een groep fanatiekelingen die allemaal hun uiterste best doen om een bal te pakken te krijgen om die vervolgens onmiddelijk weer ergens in te gooien, slaan of schoppen. Toen ik een jaar of 15 was deed ik een blauwe maandag aan basketbal, maar dat was eerlijk gezegd vooral een alibi om zo dicht mogelijk in de buurt te zijn van een door mij zeer begeerde jongeman. Toen ik hem eenmaal de mijne mocht noemen, verloor het spelletje snel zijn glans en was ik hooguit nog te vinden op de tribune, of beter nog, in de kantine. Ik denk dat het zeer laaggeplaatste Zeeuwse meisjesteam waarin ik korte tijd speelde zelden een teamgenoot had meegemaakt met zo'n flagrant gebrek aan spelinzicht. Ik had om te beginnen al het grootste deel van de eerste helft nodig om uit te vinden welke kant we op speelden. En als er dan al eens een zeldzaam moment was dat ik in het veld mocht staan (meestal in de laatste paar minuten van een wedstrijd waar we zó dik voor stonden dat zelfs ik de zege niet meer uit handen zou kunnen geven) was ik rustig in staat om de bal linea recta naar de dichtstbijzijnde tegenstander te spelen. Slechts één keer gooide ik in de laatste minuut de bal in de basket; een fantastische driepunter waar ze nog lang over zouden napraten. Dat bleek inderdaad het geval, maar dat was omdat het netje waarin ik de bal zojuist had geworpen helaas van de tegenstander bleek te zijn. Kortom: teamsport en ik zijn geen goede combinatie.

Solosporten gingen me van jongs af aan wat beter af. Ik was dol alles wat met water te maken had; zeilen, windsurfen en zwemmen. Ik woonde vlak bij het strand en ging graag in zee zwemmen als het toeristenseizoen voorbij was en het water nog lekker van temperatuur. Ik haalde alle diploma's die er bij de reddingsbrigade te halen waren en gaf samen met mijn zusje les in kunstzwemmen aan kleine kinderen. Toen ik op kamers ging bleken er in de stad waar ik ging studeren helaas wachtlijsten te zijn voor de zwemclubs, en natuurwater was niet voorhanden. Aangezien mijn dagen snel gevuld waren met allerlei ander interessante bezigheden (Lees bierdrinken, dansen en studeren, ongeveer in die volgorde) stond sporten al snel niet meer op mijn to-do-list.

Behalve op watersporten ben ik altijd dol geweest op dansen. Naast het door mij zeer verfoeide stijldansen (dat volgens mijn ouders bij mijn opvoeding hoorde, maar waar ik gelukkig mee mocht stoppen zodra ik het felbegeerde Stijldansdiploma had gehaald, ten bewijze dat ik zowel de cha-cha-cha als de wals beheerste) deed ik jarenlang aan klassiek ballet en "jazz". Ik had een goed ritmegevoel en pikte moeilijke combinaties snel op. Daar stond tegenover dat ik alles behalve lenig en soepel was en dat ik ondanks jaren van oefening een stijve hark bleef als het aankwam op het maken van een split of het hoog opstrekken van de benen. Nadat we een aantal maanden hadden getraind om de onvermijdelijke spagaat onder de knie te krijgen, moest ik gedesillusioneerd constateren dat ik van de vijfentwintig meisjes de enige was die met haar kruis zo'n 50 centimeter boven de vloer bleef steken. De schaamte en frustratie ontnamen mij alle plezier in het dansen en ik ben ermee gestopt toen ik volgroeid was en moest toegeven dat ik nooit leniger zou worden dan dit. Het enige dansen dat ik daarna nog veelvuldig heb beoefend vond plaats in disco's en clubs en had met sporten en gezondheid weinig van doen.

In mijn studietijd deed ik dus niets meer aan sport, tenzij het hebben van een abonnement op een fitnessclub als sport geldt. In de jaren negentig was het heel hip om aan fitness te doen; de sportscholen schoten als paddenstoelen uit de grond en binnen de kortste keren zat er op elke straathoek wel één. Dus de smoes dat het "allemaal zo ver weg was" ging niet langer op. Altijd was er wel weer een fanatieke vriendin die mij verleidde tot de aanschaf van een abonnement of "knipkaart" voor een half jaar ("Ach, je kunt het toch een half jaartje proberen? Als je er het niks vindt dan stop je er na een half jaar gewoon weer mee!'). Natuurlijk was ik dan altijd te laat met opzeggen met als gevolg dat het enige dat werd opgerekt en waar het pijn deed, mijn portemonnee was. Ik hád er gewoon niks mee, de aerobicslessen, de strakke glimmende pakjes, de apparaten, het omkleden in benauwde ruimtes zonder enige vorm van privacy. Op een goed moment besloot ik dat dat ook eigenlijk helemaal niet hóefde. Dan maar niet hip.

Van Utrecht verhuisde ik in de jaren negentig naar Den Haag. Mijn broer en toenmalige schoonzus woonden daar ook en laatstgenoemde nodigde mij op een goede dag uit om eens mee te gaan met haar hardloopclubje. En groepje begin veertigers dat een paar keer per week richting strand en duinen trok om een kilometer of tien te gaan rennen. Aangezien ik tien jaar jonger was dan de rest leek het mij geen enkel probleem om zonder enige vorm van training in te tekenen op een overzichtelijk trainingsrondje van zeven kilometer. Terwijl de dames gezellig keuvelend de sokken erin zetten, ging mijn aanvankelijke joggen al gauw over in sjokken en toen ik amechtig hijgend de eerste duintop over was waren de dames al in geen velden of wegen meer te bekennen.

Ondanks deze slechte start was dit mijn eerste kennismaking met iets dat ik inmiddels, twintig jaar verder, voorzichtig als "hobby" zou willen betitelen. Hoewel ik het bij tijd en wijle verfoei, is dit toch de sport waar ik tot nu toe het meeste plezier aan heb beleefd.
Om te beginnen is hardlopen eenvoudig, iedereen kan het -zelfs ik- en je hebt geen trainer nodig om het je te leren.
Je hoeft er weinig of niets voor aan te schaffen, al is een paar fijne hardloopschoenen natuurlijk geen overbodige luxe.
je kunt het helemaal alleen doen op elk tijdstip dat je zelf uitkomt, al kun je het indien gewenst natuurlijk ook met meer mensen of in groepsverband doen.
Je hoeft er niet voor naar een speciale plek of gebouw, je kunt ermee beginnen zodra je de voordeur uit bent.
En last but not least; je kunt er in korte tijd een relatief snelle sportieve ontwikkeling in doormaken.
Daarmee is hardlopen voor mij de goedkoopste, eenvoudigste en meest efficiënte sport die ik kan bedenken. Mijn hardloopcarrière kent weinig hoogtepunten, veel dieptepunten en veel periodes waarin er helemaal geen sprake meer was van enige carrière maar eerder van stagnatie van kortere of langere duur.
Toch kom ik steeds weer terug bij deze sport. Hardlopen is voor mij als een knipperlichtrelatie. Ondanks ruzies, kwetsuren en problemen, besef ik steeds opnieuw dat hij mijn enige echte grote liefde is.

woensdag 12 oktober 2011

Omgekeerde anorexia


Mijn lieve zusje, rechts op deze foto, is ietsjepietsje jonger, ietsjepietsje kleiner en ietsjepietsje dikker dan ik, al had dat laatste wapenfeit net zo goed op mijn naam kunnen staan. Als je ons naast elkaar zet dan zie je wel dat we heel verschillend zijn, maar toch wordt ons regelmatig gevraagd of wij soms een tweeling zijn.

Mijn zusje en ik worstelen beiden al jaren met ons (over) gewicht. Nooit tegelijk natuurlijk, dat spreekt voor zich. Zodra ik aankondig dat ik weer eens ga Montignaccen beweert zij vol bravoure dat ze het helemaal gehad heeft met diëten en dat iedereen haar maar moet accepteren zoals ze is. Daarbij voor het gemak even vergetend dat iedereen haar al lang heeft geaccepteerd zoals ze is, behalve zij zelf.
En als zij begint over een soepdieët ben ik de eerste om te roepen dat ze op moet houden met die flauwekul en dat ze prima is zoals ze is, daarbij in alle talen zwijgend over haar kwabbige armen, slechte conditie en BMI die aan de hoge kant is.
Ik ga er voor het gemak maar van uit dat dit alles ook omgekeerd aan de hand zou kunnen zijn.

Hoewel we elkaar dus altijd steunen en nooit in het openbaar zouden "afvallen" wat betreft ons beider uiterlijk, houden we elkaar natuurlijk wel een beetje in de gaten. Want stel je voor dat één van ons in een onbewaakt moment ineens écht tien kilo af zou vallen. Dan zouden de verhoudingen ineens heel anders komen te liggen. En het is natuurlijk wel de bedoeling dat we een beetje gelijk op blijven gaan, dat is een ongeschreven wet tussen goede zussen.

Mijn zusje is ongeveer op dezelfde manier ijdel als ik. Als wij in een spiegel kijken denken we negen van de tien keer: Hé, dat valt reuze mee, dat ziet er eigenlijk best goed uit! Onze "omgekeerde anorexia" noemen wij dat dan grappend, want je begrijpt, mijn zusje en ik hebben allebei regelmatig last van humor.
Maar als we onszelf dan weer eens op een sporadische foto tegenkomen, of kleding gaan kopen, of op de weegschaal staan, dan worden we geconfronteerd met de harde werkelijkheid. Ja, er zitten wel degelijk onderkinnen en zwembandjes, ja, we zijn écht boven de 80 kilo en nee, in maat 44 passen we echt niet meer.
We zijn beiden in het echt helaas een stukje dikker dan we onszelf voelen.

Op zichzelf is dat natuurlijk heel prettig, die omgekeerde anorexia, en stukken beter dan andersom. Het lijkt me vreselijk om in het echt maatje 34 te hebben en je dan toch een walvis te voelen. Om broodmager te zijn en toch een olifant te zien als je in de spiegel kijkt.
Zo ontzettend zonde ook. Echte schoonheid zit immers niet van buiten maar van binnen, en als je je prettig voelt straal je dat uit, hoe dik of dun je ook bent.  Als je dat helemaal niet meer kunt zien en voelen dan is je probleem vele malen groter dan een paar kilo's te weinig of teveel.  

Maar het blijft vreemd en verwarrend dat ik me moet verdedigen voor het feit dat ik wil afvallen, dat ik in winkels steevast maat 42-44 krijgt aangereikt en dat ik mezelf in winkelruiten prachtig vind terwijl ik echt een flink stuk te zwaar ben.

IJdeltuit

Ik ben ongelofelijk ijdel. Niet in de klassieke zin van het woord, dat ik voortdurend met mijn uiterlijk bezig ben.
Ik geef niet overmatig veel om kleding, ik maak me niet dagelijks op en ik ga bijna nooit naar de kapper. 's Ochtends ben ik in vijf minuten klaar met toilet maken en ik ga gerust met natte haren, een jas met vlekken of met afgekloven nagellak over straat.

Toch ben ik een vreselijke ijdeltuit. Ik heb namelijk een gepassioneerde relatie met mijn spiegelbeeld.
Ik kan geen etalageruit voorbij lopen of ik móet een blik over mijn schouder werpen. Ik bekijk mezelf in ramen van huizen en ruiten van deuren. Ik bestudeer mezelf in elke spiegel die ik tegenkom. Als ik in een openbaar toilet ben en er is een grote spiegel, dan blijf ik net zolang dralen tot alle andere toiletbezoekers zijn verdwenen om mezelf vervolgens uitgebreid van alle kanten te bestuderen. En ik ben wel eens bovenop een vuilnisbak geklommen omdat de spiegel te hoog hing om mijn buik en kont te inspecteren.

Deze ijdeltuiterij komt nu eens niet voort uit het feit dat ik mezelf te dik vind. Ik deed het namelijk ook al toen ik nog dun was.
Ook heeft het niets te maken met onzekerheid over vlekken, een ladder in mijn panty of rare pluisjes op mijn rug. Die heb ik af en toe en hoewel ik daar niet blij van word kan ik er ook niet echt van wakker liggen.

Nee, mijn narcisme komt voort uit verwondering
De voortdurende verwondering over mijn eigen spiegelbeeld. Over hoe het eruit ziet als als je je buik inhoudt of juist loslaat. Over hoe het staat als je je billen bij elkaar knijpt of losjes laat hangen. Over hoe het is als je zus kijkt, als je zo staat. 
Maar vooral de verwondering over hoe het geheel van mij er uitziet in de spiegel.

Met enige regelmaat overkomt me dan ook het volgende. In gedachten verzonken loop ik langs een spiegelend oppervlak, een raam deur of etalage. Onbewust werp ik een blik. "Leuke vrouw" schiet het door me heen, me een fractie van een seconde later realiserend dat ik het zelf ben, die leuke vrouw.

Wonderlijk fenomeen, dat je aangenaam verrast kunt worden door de persoon die je al 43 jaar kent en waar je elke centimeter blind van zou moeten kunnen uittekenen. De persoon waar je kritisch over bent, waar je soms onzeker over bent en die je niet echt mooi zou willen noemen.
Het is alsof ik heel even, heel kort, in een magisch momentje zie wie ik werkelijk ben. En hopelijk is die persoon die zo kortstondig voorbij flitst de vrouw die ook andere mensen zien.
Als je het zo bekijkt is het helemaal niet zo vreemd dat manlief mij een mooie vrouw vindt!

Voor en Na

In het boekje van Mieke Kosters zijn geen voor & na-foto’s van Mieke zelf te zien. Op bladzijde 28 begint Mieke hier zelf over. Een vriendin van Mieke wijst haar erop dat ze Mieke al indeelt bij “de anderen”. Het kamp van de slanke mensen.
Een waarheid als een koe, en ik moet eerlijk bekennen dat ik ook wel nieuwsgierig was naar de Mieke vóór en de Mieke ná het grote afvallen. Niet alleen omdat ook ik haar inderdaad indeel bij “die andere groep”, de mensen die vanzelf slank zijn en blijven en dat voor je gevoel altijd al zijn geweest. Maar ook omdat me het gevoel bekruipt dat Mieke misschien wel nooit écht zo dik is geweest. Dat ze misschien niet eens echt een ervaringsdeskundige is. Dat wij, naiëf als we zijn, weer eens achter een nieuwe afvalhype aanhobbelen. En dat Mieke, slim als ze ongetwijfeld is, ons misschien wel uit andere, lees: commerciële, overwegingen, een hart onder de riem steekt met haar boek.
Want als ze echt zo dik was geweest, dan zou ze enorm trots zijn op het behaalde resultaat en ons wel een inkijkje in haar privéleven gunnen, toch?

Om te beginnen moge duidelijk zijn dat ik natuurlijk geen moment serieus heb gedacht dat Mieke haar verhaal uit haar duim gezogen heeft. En dat die vileine gedachte maar héél even door mijn hoofd schoot. Dat ik dat maar even heb rechtgezet.

Maar, los van het feit dat je niet de rest van leven achtervolgd wilt worden als kermisattractie (“Komt dat zien: De Dikke Vrouw Voor en Na!”), maar gewoon wilt zijn wie je bent in het hier en nu, stel ik me zo voor dat er ook een hele praktische redenen kunnen zijn om je niet -helemaal- bloot te geven.
Als je jezelf te dik vindt en baalt bij tijd en wijle van je figuur, dan zul je niet gauw in de houding springen als er een fototoestel tevoorschijn komt. Ikzelf verschuil me in zo’n geval het liefst zover mogelijk achter andere mensen. Ik ben toch al niet fotogeniek, maar ik presteer het ook nog eens om altijd op de foto staan met een onvoordelige onderkin, een enorme vetplooi op mijn buik, kwabbige armen, of alle drie tegelijk.
Dat verwijt ik dan de fotograaf (ik veel gevallen mijn man) die de schuld krijgt van de onbevallige pose. Hij heeft een fout camerastandpunt gekozen, geen idee van timing of  gewoon geen gevoel voor compositie in het algemeen en voor mijn voordelige kanten in het bijzonder. Het heeft overigens meer te maken met mijn houding dan met mijn gewicht; ik doe het gewoon niet zo goed op foto's helaas.
Manlief zegt in zo’n geval oprecht verbaasd: Maar je bent toch prachtig, ik begrijp niet waar je over hebt. Zo zie je er toch gewoon uit? Precies ja, zo zie ik er gewoon uit, maar om dat nou zo meedogenloos pixel voor pixel onder mijn neus te wrijven...

Veel foto’s zijn dus in de afgelopen jaren in de prullenbak verdwenen, en aangezien dat tegenwoordig allemaal digitaal gaat, zijn de mindere foto's in een handomdraai gewist.
Als er al foto’s door de strenge ballotage komen, bijvoorbeeld omdat ze getuigen van een leuke kampeervakantie of gezellig gezinsuitje in badpak, dan verdwijnen die in een familiefotoalbum dat alleen bij bijzondere gelegenheden getoond wordt aan een selectief publiek.

Met als gevolg dat er niet alleen nauwelijks foto’s zijn van een Dikke Dominica in full swing, maar ook dat de lol van het fotograferen er sowieso een beetje af is gegaan. Mijn man maakt tenminste nooit meer foto’s van me tegenwoordig, en geef hem eens ongelijk; hij doet het immers toch nooit goed. 

Zo kan ik me voorstellen dat ook Mieke niet bijzonder trots is op foto’s waarop ze veertien kilo zwaarder is dan nu. Foto's die je in een klein publiek al niet wenst te tonen, laat staan aan de hele wereld.
Niettemin blijf ik stiekem nieuwsgierig naar de enige echte Mieke Koster. Als ik door het boek blader bekruipt me de gedachte: die benen in die flipflops, en dat leuke kindje erbij, zouden die allemaal van haar zijn? En die slanke spijkerbroek met die winkeltasjes, is dat de echte Mieke?

Ach, het is eigenlijk ook wel heel erg leuk als Mieke een beetje geheimzinnig blijft. Nog een paar maanden en dan hoor ik zelf misschien wel bij de geheime club. Dan heb ik mezelf om naar te kijken en eerlijk is eerlijk, niets ten nadele van Mieke, maar dat vind ik zonder twijfel vele malen interessanter dan benen van Mieke Koster!
Ik gun vanaf nu iedere slanke én iedere dikke vrouw haar eigen geheim.

Gewichtloos


Als het gaat om het leren kennen van mijn eigen eetgewoonten heb ik eigenlijk geen CalorieChecker, eetmeter.nl, calorieteller of Eettabel nodig. Ik tel al zo lang calorieën dat ik van het gros van de producten in de winkel de calorieën uit mijn hoofd weet. Als ik voor elke calorie die ik ooit genoteerd heb in een dagboekje, eetschema of Excelsheet een euro had gekregen, was ik nu multimiljonair geweest! Ik ben niet zo goed in spelletjes, maar als ooit iemand een televisieformat bedenkt waarbij je punten krijgt door van willekeurige producten de calorieën op te noemen, dan zou ik me onmiddellijk opgeven, want kansrijk voor de hoofdprijs. Kortom, de eerste opdracht die hoort bij het ontrafelen van het geheim van slanke mensen is voor mij verre van nieuw.

Jaren geleden, zo rond mijn dertiende, begon ik met het schrijven van dagboeken. Ik schreef onregelmatig en vaak alleen maar op momenten dat het leven me niet zinde en het roer om moest. Het zijn dan ook bladzijden vol gemopper en zelfbeklag, slordig en slecht geschreven, humorloos en zeker geen oeuvre om trots op te zijn. Zeventien dikke schriften heb ik inmiddels volgeschreven, en op de sporadische momenten dat ik zo’n oud dagboek weer eens ter hand neem vallen me altijd weer twee zaken op.
Om te beginnen stel ik, na een stukje gelezen te hebben, met een milde glimlach vast dat het gelukkig inmiddels een stuk beter met me gaat. Waarmee het nut van dagboeken schrijven zich voor mij trouwens onmiddellijk bewijst. Het is heerlijk om je sores aan een stuk papier toe te vertrouwen om daarna kilo’s lichter en met opgeheven hoofd door te gaan met leven.
Het tweede dat in het oog springt is zijn de honderden aantekeningen omtrent mijn eetgewoonten en mijn gewicht waarmee de bladzijden gelardeerd zijn. Soms dagenlang trouwe lijstjes van ontbijt tot en met diner. Dan weer wekenlang alleen maar achteloos in de kantlijn mijn gewicht genoteerd.
Best ziekelijk eigenlijk. In twintig jaar tijd bijna geen dag die volkomen gewichtloos voorbij ging...

Ik ken mijn eetgewoonten van haver tot gort -al ontbreken die laatste twee jammerlijk aan mijn dieet. En ik weet dus ook zonder hulpmiddelen feilloos waar de pijnpunten zitten.
Gek genoeg zitten die niet zozeer in mijn eetGEWOONTEN. Die zijn namelijk eigenlijk best bescheiden en gewoon. De problemen zitten bij mij juist meer in de ONGEWONE eetgewoonten, de uitspattingen, de extraatjes.
Vertel mij niet dat het gezonder is om volkoren, of om light, of om zonder suiker, of om minder verzadigd vet, of om niet geraffineerd, of om minder zoet te eten. Mijn dagelijks leven is al 100 % volkoren, ik heb nog nooit suiker of melk in de koffie gebruikt, zuivel is bij mij mijn hele leven al mager, ik ben dol op fruit als tussendoortje en frisdrank is per definitie light.

Toch ben ik twintig kilo te zwaar geworden, gemiddeld een kilo per jaar. En die twintig kilo komen natuurlijk niet zomaar uit de lucht vallen. Nee, de weg naar mijn overgewicht is geplaveid met nachtelijke schranspartijen, etentjes met overdadig alcoholgebruik en stiekeme strooptochten op zoek naar zoetigheid.

Aan mij de schone taak om uit te vinden waarom ik soms zo worstel met de ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Mijn eigen geheimen proberen te ontrafelen zodat het leven mij minder overkomt en ik er meer grip op krijg.
Ik denk dat hier voor mij de sleutel ligt naar een meer gewichtloos bestaan.

dinsdag 11 oktober 2011

Halve meter dieet

Zoals voor veel vrouwen die rond hun veertigste op dieet zijn, of pardon, die “hun levensstijl blijvend proberen te veranderen”, is dit ook voor mij niet de eerste keer.
Weight Watchers, Ideaal gewicht thee, de methode Montignac, Fatburners, Sonja Bakker, Obesimed, Weight Care, het soepdieet, sapvasten, Dr. Frank en zelfs het steek-je-vinger-in-je-keel dieet, er is geen dieetmethode te bedenken of ik heb hem wel eens geprobeerd, of me op zijn minst er in verdiept.

Ik mag me dan ook de trotse bezitter noemen van een halve meter dieetboeken (en als ik alle dieetboeken mee zou rekenen die ik ooit uit de bibliotheek heb geleend, dan was het zeker anderhalve meter geweest). Een dubieus bezit. Als ik alleen al door de aanschaf van ieder dieetboek -blijvend- één kilo zou zijn afgevallen, of desnoods het gewicht van al die boeken had mogen inruilen voor mijn kilo’s, dan had ik dit verhaal nooit hoeven schrijven.

Elk nieuw dieetboek vervult me in eerste instantie met hoop en goede voornemens, maar helaas gaat het meestal al snel zoals met zoveel materie: Het bezit van de zaak is het einde van het vermaak. Ik begin vol goede moed en val inderdaad af. Soms twee kilo, soms zes, en ooit zelfs een keer achttien - al gebiedt de eerlijkheid me te zeggen dat ik toen smoorverliefd was en ook zonder de goede adviezen van meneer Montignac niet moest dénken aan koolhydraten, laat staan gecombineerd met vetten!
Helaas zitten de verloren kilo’s er steevast binnen de kortste keren weer aan, met vaak nog een paar extra bonuskilo’s voor de moeite.

Niettemin heb ik dus ooit het genoegen mogen smaken om, dank zij een dieetboek, in drie maanden tijd af te vallen van 80,5 kilo naar 62,5. Jammer genoeg is deze hele wedstrijd in een roes aan me voorbijgegaan, blind als ik was van liefde voor de jongeman die uiteindelijk de man van mijn leven en vader van mijn kinderen zou worden. Een leuke man, met mooie groene ogen, gevoel voor humor, een bijzonder talent voor pianospelen en … in bezit van een heuse frituurpan!
Deze had een prominente plaats in het niet al te grote studentenkeukentje en werd ook nog eens met grote regelmaat gebruikt. Mijn kersverse liefde bleek niet alleen dol op frituren, maar ook op chocolade, bier, wijn, koekjes, tosti’s, toastjes met Franse kaas, gebakken eieren met spek, kortom, op alles wat ik me in die voorgaande drie maanden moeiteloos had ontzegd. Nadat we onze liefde aan elkaar hadden verklaard ontdekten we dat die liefde voor een deel door onze beider magen ging, en die van mij was dan ook binnen de kortste keren weer terug gekeerd naar de oude proporties.

Na verloop van tijd raakten de dieetboeken enigszins op de achtergrond met de komst van een geheel nieuw genre. Titels als “bevallen en opstaan”, “het grote babyboek” en “oei, ik groei!” deden hun intrede in huize Dominica, en die laatste titel sloeg voor de verandering nu eens niet op mijn omvang. Mijn focus verlegde zich dan ook tijdelijk van de weegschaal onder mijn bed naar de weegschaal van het consultatiebureau. 

We zijn inmiddels tien jaar verder en in die tien jaar heb ik drie prachtige dochters gekregen. Helaas bleven er, ondanks vele maanden borstvoeding, na elke zwangerschap een paar extra kilo’s plakken, waarbij de weegschaal op het hoogtepunt (of liever gezegd: dieptepunt) 86 kilo aangaf. Deze hormonale schommeling heb ik mijn weegschaal inmiddels wel vergeven, maar lager dan 83 wilde het apparaat toch echt niet gaan. Zelfs niet als ik er een dieetboek onder legde…

Toen ontdekte ik op de website van Bol.com bij toeval “Het geheim van slanke mensen”. Ik dacht eigenlijk dat ik inmiddels alles wel wist van diëten en dat geen enkel dieetboek mij ooit nog een nieuw inzicht zou verschaffen. Meteen in het eerste hoofdstuk echter verrast Mieke mij met een uitspraak over hoe haar vriendin zich verhoudt tot een schaal bitterballen. Deze –slanke- vrouw zegt zonder blikken of blozen dat ze “bitterballen niet kan weerstaan”. En dan bedoelt ze níet dat ze zich stiekem vlakbij de schaal posteert en er dan met regelmaat een bal in haar mond stopt totdat ze er twaalf heeft opgegeten en er iemand begint te grappen “hee, laat je ook nog wat voor ons over”, waarna ze zich met een rood aangelopen hoofd naar het toilet begeeft.
Nee. Deze vriendin bedoelt met deze opmerking dat ze TWEE bitterballen eet.
Ik herhaal. Iemand die bitterballen niet kan weerstaan eet TWEE bitterballen.

Voor mij was dit -en dit zeg ik zonder spoortje ironie- een enorme eye-opener. Ik heb de rest van het boek in één adem uitgelezen. En hoewel niet alles in het boek zo bij me binnenkwam als dit eerste inzicht (het lijkt potdorie de Filistijnse belofte wel ;-) , Mieke Koster heeft toch maar mooi voor elkaar gekregen dat ik er niet meer omheen kan.

Dus hou Bol.com de komende tijd goed in de gaten. Het zou zomaar kunnen dat daar binnenkort een halve meter dieetboeken in de Ramsj gaat!

Moeilijke momenten 2: Wijntjes doen


Twee goede vriendinnen komen af en toe een wijntje doen. Achter dit eufemisme gaat over het algemeen een avond schuil die als volgt verloopt.
De dames komen binnen, ik sta te koken. Terwijl ze gezellig aanschuiven aan de keukentafel trek ik alvast een flesje wijn open. De dames bedanken nog even, ze hebben hard gefietst en nemen eerst een groot glas cola light voor de dorst. Ach, de fles is nu toch open dus ik neem tijdens het koken alvast een glaasje wijn.
Mijn vriendinnen en ik hebben allemaal drukke banen en ik kan pas beginnen met koken als ik thuis ben van mijn werk. Daarom zorg ik, goede gastvrouw als ik ben, natuurlijk voor een stokbroodje, kaasje, stukje paté, schaaltje pesto, om de eerste trek te stillen. Als we uiteindelijk rond zeven uur aan de maaltijd zitten willen de dames ook wel een wijntje en neem ik er zelf ook nog eentje.
Omdat ik als kok al de hele avond boven de pannen heb gehangen, eet ik zelf niet zoveel. Dat ik tussen het kokkerellen en redderen door twee toastjes met brie, een crackertje met zalm, zes olijven en drie stokbroodjes met pesto heb gegeten helpt trouwens ook niet mee.
Zodra de kinderen naar bed zijn verplaatsen we het feestje naar het balkon, waar de dames kunnen roken. Ongeacht het weer trouwens, want ook al is het drie graden onder nul, de wijn vloeit rijkelijk, dus we warm blijven we toch wel.
Enorm gezellig zo’n avondje, en op een korte nacht volgt een katerige ochtend, die zo goed en kwaad als het gaat wordt bestreden met een paracetamolletje en een gebakken eitje met spek. Als ik de flessen tel op het balkon blijkt dat we met zijn drieëen wel vier flessen wijn soldaat hebben gemaakt. Ik voel aan mijn hoofd dat ik daar een behoorlijk aandeel in heb gehad.

De laatste paar keer dat de dames wijntjes kwamen doen, heb ik geworsteld met mijn drinkgewoonten. Omdat ik natuurlijk ook wel begrijp dat zoveel drinken niet goed is voor een mens, ben ik op zoek gegaan naar alternatieven.
Zo heb ik een keer alleen maar cola light gedronken (bijna twee anderhalve liter flessen op één avond, op het laatst kwam de cola mijn neus uit!).
Ook heb ik een keer -niet zonder trots- aangekondigd dat ik de hele avond alcoholvrije wijn ging drinken. Toegegeven, daar dronk ik niet één maar zelfs twéé flessen van. Maar dat mocht, want het bevatte nauwelijks alcohol en calorieën. Toch blijft het een beetje een zwaktebod dat ik spek-en-bonen-wijn nodig heb om een leuke avond te hebben.

Ik moet dus eerlijk toegeven dat hier één van mijn grote zwaktes ligt. Ik kan het blijkbaar gewoon niet, weinig drinken. Ik kan heel goed NIET drinken. Maar indien ik WEL drink, dan graag veel.
Ik ben op zoek naar de uit-knop voor dit gedrag. Want hoewel ik op gewone dagen niet of nauwelijks drink, kan ik op feestjes en etentjes helemaal los gaan.
Ik heb een tijdje geleden het boek van Mariette Wijnen Naar een paar glazen minder gelezen. Daar vond ik soms herkenning, maar gelukkig nog vaker niet. Tot mijn niet geringe opluchting constateerde ik dan ook toen het boek uit was: Ik ben godzijdank echt geen alcoholist. Goed nieuws dus, ik hoef niet naar de AA! Maar ik wil wel afvallen, en alcohol is behalve een dikmaker ook nog eens een katalysator voor andere slechte gewoonten die altijd op de loer liggen.

En toen was daar ineens Mieke Koster. Een mysterieuze, slanke, blonde verschijning die 'het geheim van slanke mensen' heeft ontdekt en haar kennis graag met mij wil delen. Die me bij de hand neemt en stap voor stap inwijdt in de wereld van de SM.
SM??? Nee, niet die SM, maar SM van Slanke Mensen. Een wereld zonder dwang, geen harde hand en geen straf. Een wereld van lief voor jezelf zijn, jezelf belonen, en, toegegeven, soms ook even streng zijn voor jezelf. Maar de meesteres, de baas, dat ben je zelf. Heer en meester over je eigen gedrag.

Langzaam maar zeker begint het besef bij me door te dringen. Slanke Mensen kunnen ook best af en toe genieten van een goed glas wijn! Ze maken keuzes en afwegingen, en een lekker glaasje wijn kan prima bij die afwegingen horen.

Vanmiddag kwam de vuurdoop. Ik had een belangrijke vergadering met gelegenheid tot netwerken en borrelen. Het was spannend en er waren veel interessante mensen te ontmoeten. Ik besloot dat ik een glas witte wijn wilde drinken.
Dat ik één glas witte wijn wilde drinken!
Dus ik dronk een glas witte wijn.
En daarna een glas water.
En nog een glas water.
En thuisgekomen at ik een pastasalade met daarbij weer een glas water, en een glas cola light, en een kopje koffie…

En er is niets in mij dat me zegt dat ik nog een glas wijn wil hebben. Wat een overwinning op mezelf! Hoera, ik ben de baas!

 

maandag 10 oktober 2011

Moeilijke momenten 1: petitfours

Begin van de werkweek en er staan bij de wekelijkse vergadering petitfourtjes op tafel.
Sterker nog, ik heb ze zelf neergezet, want ze waren over van het feestje dat we kort geleden vierden en ze brandden mijn bureaulade uit!
Vier doosjes met elk zes verleidelijke, kleurige eet-kunstwerkjes, roze, oranje, bruin en wit. Ik zet ze met gemengde gevoelens op de vergadertafel, want hoe ga ik zelf met deze verleiding om?
Nu heb je drie soorten mensen. Je hebt de mensen die helemaal geen petitfourtje nemen - ze houden niet van zoet, of niet van marsepein, of niet van kleurstof, of ze willen wel maar houden zich in, of ze zijn eeuwig op dieet. De saaie mensen zeg maar.
Dan heb je de categorie mensen die één petitfourtje neemt. Over het algemeen zijn dit - gek genoeg - de slanke mensen, en nog specifieker, de slanke vrouwen. Slanke vrouwen genieten gewoon van een petitfourtje, terwijl de mannen ze over het algemeen links laten liggen. Dit zijn natuurlijk de verstandige mensen.
Dan is er nog een derde categorie en dat zijn de echte snoepers. De categorie echte snoepers is erop uit om in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk van het begeerde lekkers naar binnen te werken. Ik behoor, tot mijn niet geringe schaamte, al jaren tot deze categorie, en dat vergt slimme tactieken en handige manoeuvres. Bij het Petitfourtjes-dilemma gaat dat als volgt.
Om te beginnen straal ik niet uit dat ik werkelijk speekseldruppend dol ben op petitfourtjes. Integendeel, ik ben er helemáál niet zo gek op - maar niettemin broed ik al tijdens de vergadering op slinkse plannen hoe ik zoveel mogelijk van het verleidelijk gekleurde goedje kan verorberen. Voor wie het ook wil leren een kleine cursus.

Tijdens de vergadering neem je, net als de anderen, eerst gewoon één petitfourtje. Dan, in de loop van de vergadering, als blijkt dat er nog zeker vijftien over zijn, wacht je op een moment waarop je voor de tweede keer kunt toeslaan. Wacht tot er flink wordt gelachen of gediscussieerd, en steek dan gauw nog een petitfourtje in je mond. Wel het papiertje wegmoffelen, of het zó over de tafel manoeuvreren dat het net lijkt alsof je buurvrouw hem heeft opgegeten.
Mocht iemand je betrappen, zet dan de ‘ik vind het zo zonde om ze te laten staan’-blik op, alsof je je óók maar opoffert (voor het meest overtuigende resultaat even oefenen voor de spiegel). Erbij mompelen ‘tja ze staan er toch’ helpt ook. Aan het eind van de vergadering, als iedereen is opgestaan en nog wat napraat, offer je je op om de tafel af te ruimen. Breng de overgebleven petitfourtjes naar de keuken en maak van de gelegenheid gebruik om er gauw nog één in je mond te steken.
Een uurtje later bied je je collega aan om koffie halen. Natuurlijk heeft niemand het initiatief genomen om het lekkers op te ruimen, en de petitfourtjes staan nog steeds in de keuken. Neem er nog één en om deze actie nog een schijn van sociale interventie mee te geven neem je er ook een voor je collega mee, onder het motto ‘ze stonden daar maar uit te drogen’.
En dan, ruim na lunchtijd, als je naar het toilet gaat om een uur of vier, staan er nog steeds een paar, eenzaam in een halfleeg doosje. Pik er gauw twee mee, let wel goed op dat niemand het ziet. De eerste prop je meteen in je mond, en terwijl je al kauwend langs je collega’s loopt zorg je dat je het allerlaatste petitfourtje zorgvuldig in je andere hand houdt. Mocht iemand je betrappen, dan mompel je dat je de verleiding ‘echt niet kon weerstaan, ik ben zó dol op petitfourtjes’.

Wat in mijn geval trouwens maar een halve waarheid is. Want hoewel ik inderdaad dól ben op petitfourtjes, ben ik net zo dol op bonbons of bitterballen en had ik de verleiding net zo min  kunnen weerstaan als het dropjes waren geweest, of speculaasjes, of donuts, of desnoods blokjes kaas.
En dan werk ik dus op zo’n werkdag min of meer bewust zes handjes drop, bitterballen of petitfourtjes weg. Ja, ik weet wel waar die twintig kilo overgewicht vandaan komt!

Dit alles overdenkend besluit ik tijdens de vergadering, met dank aan Mieke Koster, schrijfster van "Het geheim van slanke mensen", om nu eens zelf de regie in handen te nemen en zelf de baas te zijn over een doos petitfourtjes in plaats van andersom.
Ik kijk naar mijn dunne collega’s en zie hoe zij allemaal gewoon één petitfourtje eten, en ervan genieten. Ik vraag mezelf af waarom zij dat wel zouden kunnen en ik niet? Ik doe toch niet voor hen onder?
Helemaal aan het eind van de vergadering neem ik dus toch, welbewust, een -één!- petitfourtje. Ik proef elk hapje echt, en ben verbaasd over de goddelijk smaak! Heerlijke zoete marsepein, zachte romige vulling, en als verrassing zit in het hart van het petitfourtje een luchtig bitterkoekje verstopt.


Van dit ene petitfourtje heb ik voor het eerst sinds tijden welbewust genoten, en de rest van de dag heb ik er niet meer naar getaald. Ik was zelfs helemaal vergeten dat die dingen nog op tafel stonden. Mijn eerste overwinning op mezelf!

Ballast

Al zeker twaalf jaar, bijna dertien, sleep ik iets met me mee.
Iets dat ieder jaar groter en groter wordt.
Iets dat ongevraagd aan me is blijven kleven.
Overbodige ballast waar ik graag van af wil.

Al ruim twaalf jaar, bijna dertien, doe ik pogingen om deze ballast van me af te werpen.
Weg te laten slinken, weg te toveren, weg te denken.
Vele pogingen heb ik gedaan om van haar af te komen.
Toch is ze nog steeds bij me en houdt me in haar greep.

Kennelijk wil ik deze ballast erg graag bij me houden.
Daarom voed ik haar, drenk ik haar, koester ik haar.
En dat terwijl ze eigenlijk niet bij me hoort.
Ze staat me niet, past me niet en doet me geen plezier.

Daarom is eindelijk, na lang aarzelen en dralen, het moment aangebroken.
Het moment waarop ik mijn ballast overboord ga gooien.
Stukje bij beetje, gram voor gram, ons voor ons, kilo voor kilo.
Totdat ik weer ben wie ik eigenlijk ben, diep verscholen onder die overtollige ballast.
Een vrolijke, stralende, fitte, mooie en gezonde vrouw.

Vandaag is de eerste dag van een nieuw begin.